Overijsselse roofvogels: meer soorten en broedparen, maar ook zorgenkindjes

 

Het gaat over het algemeen goed met de roofvogels in Overijssel. Het aantal soorten en broedparen neemt toe. Bijzondere exemplaren als de zeearend en rode wouw lijken zich permanent in onze provincie thuis te voelen. Landelijke roofvogeltellingen bevestigen het beeld. Toch is een nuance volgens natuurbeheerder en roofvogelliefhebber Mark Zekhuis van Landschap Overijssel, op zijn plaats: “Er zijn ook zorgenkindjes”

“Het aantal soorten en broedparen is inderdaad toegenomen”, zegt Zekhuis, terwijl hij met zijn verrekijker over de uiterwaarden van de Vecht tuurt om roofvogels te spotten. “In vergelijking met de jaren ’70 hadden we zo’n 5.000 broedende soorten in Nederland en we zitten op dit moment op zo’n 25.000 roofvogelparen, dus het aantal en de soorten zijn flink toegenomen. Dat is natuurlijk goed nieuws.”

In Overijssel is Zekhuis het meest enthousiast over de opkomende aanwezigheid van de rode wouw, de zeearenden en visarenden, en ook de slechtvalk laat zich steeds vaak zien. “Vroeger schreef ik het altijd op als ik ergens een slechtvalk had gespot, tegenwoordig zijn het er zoveel dat ik daar mee ben gestopt.”

Dat het erg goed gaat met de zeearend in Overijssel vindt hij geweldig. “Inmiddels hebben we in Nederland zo’n vijftien broedparen. In Overijssel heeft hij zijn nesten in de buurt van het Keteleiland, dus in de monding van de IJssel. De verwachting is dat hij over een paar jaar ook langs de IJssel gaat broeden. We zien de zeearenden in de zomer steeds vaker in de buurt van Olst-Wijhe.”

Betere bescherming

Hij profiteert erg van de aanwezigheid van de vele ganzen en watervogels. Het duurt lang, soms wel drie tot vijf jaar voordat de zeearend volwassen is en gaat broeden. En dan heeft hij ook vaak maar één of twee jongen. Dus het duurt lang om de populatie uit te breiden. Maar ik maak me geen zorgen, die zeearenden gaan er in onze provincie vast en zeker in toenemende mate komen.”

De roofvogels zoals de zeearend en visarend komen volgens Zekhuis terug omdat de bejaging op de dieren is afgenomen. Ze verplaatsen zich daardoor weer heel langzaam vanuit onder meer Polen en Duitsland hier naartoe.

Voor andere roofvogelsoorten geldt dat er veel minder pesticiden in de landbouw gebruikt worden. “Dat was in de jaren ’70 wel anders en destijds erg schadelijk voor de prooidieren en dus ook de roofvogels”, zegt Zekhuis. “Het gebruik van veel van die middelen is inmiddels verboden en dat is een belangrijke factor dat het beter gaat met de roofvogels in Nederland. Ook de bescherming van de dieren is beter. Zo is het rapen van eieren uit de nesten inmiddels bij wet verboden. En we zien dat het bosareaal sinds de jaren ’70 is toegenomen. Er is niet alleen meer bos , het bos is ook ouder geworden, waardoor de biodiversiteit waardevoller is. Daar hebben veel soorten, zoals bijvoorbeeld de slechtvalk, van geprofiteerd.”

Toch plaatst de roofvogelliefhebber ook een kanttekening bij het goede nieuws. Er zijn ook soorten die weliswaar in aantal zijn toegenomen, maar die rond het jaar 2000 opeens weer een achteruitgang lieten zien.

“Een voorbeeld daarvan is de havik”, zegt Zekhuis. “Die verlaat op dit moment leefgebieden vanwege een gebrek aan prooidieren. De konijnen zijn bijna verdwenen, de houtduif neemt af en dat is jammer. Het is een mooie vogel en het is één van de beste jagers onder de roofvogels, maar we zien de huidige populatie minder worden.

Zorglijk

“Op het dieptepunt hadden we in Nederland ooit vierhonderd broedparen, nu zitten we op tweeduizend maar het aantal neemt in rap tempo af en dat is zorgelijk. We zien gebieden op de Veluwe, die door verzuring zo veranderd zijn dat de havik en sperwer er wegtrekken. Dat is apart. Hetzelfde gaat ook op voor de veel zeldzamere blauwe kiekendief en boomvalk, soorten die het erg moeilijk hebben en misschien wel helemaal uit Nederland dreigen te verdwijnen.”

ZEEAREND (FOTO: MARK ZEKHUIS)

Dus samenvattend zegt hij: “Ja, het gaat in zijn algemeenheid ten opzichte van een tijd geleden goed, maar het wisselt wel heel erg per soort. Door constant te monitoren moeten we kijken waar dat aan ligt. Roofvogels geven een goed beeld hoe het er voor staat in ons milieu. Ze staan bovenaan de voedselketen. Als we heel goed kunnen ‘pin pointen’ waardoor de vogels voor- of achteruitgaan dan weten we ook meer over de conditie van het ons omringende milieu.

Monitoren en tellen

Dat maakt het volgen en tellen van roofvogels volgens Zekhuis belangrijk. In Overijssel is hij zelf nauw betrokken bij een werkgroep die actief is met het monitoren van de zeldzame rode wouw, een klein succesverhaal in deze provincie. “Met de rode wouw gaat het heel erg goed”, zegt de natuurbeheerder. “We zullen hem vandaag niet spotten want hij zit waarschijnlijk lekker in Zuid-Afrika”, zegt hij lachend. “Maar het gaat heel goed met de Overijsselse populatie. We hebben inmiddels tien broedende stelletjes in deze provincie.”

Zekhuis: “Ik probeer het allemaal goed in kaart te brengen. Maar dat is lastig, de rode wouw is moeilijk te inventariseren omdat ze een heel groot leefgebied hebben. En als ik ze vind is het ook lastig om te bepalen of het een zwerver of een blijver, dus broedvogel betreft. Maar ik heb er wel veel plezier aan om op zoek te gaan naar de nesten en vast te stellen dat hij echt in onze provincie zit te broeden.”

×
RODE WOUW OP NEST (FOTO: MARK ZEKHUIS)

“Door data te verzamelen zien we dat hij in aantal toeneemt. Dat is best bijzonder, want daar waar veel natuur verdwijnt door landbouw blijkt de rode wouw daar juist baat bij te hebben. We vermoeden dat hij profiteert van maaislachtoffers, zoals kikkers, veldmuizen of jonge weidevogels. Die prooiresten vinden we vaak in de buurt van nesten. Grappig om te onderzoeken, maar we weten er op dit moment nog te weinig vanaf.”

Amateur spotters

Zekhuis is een liefhebber van de grote gevederde rovers en kan er uren over vertellen. Het is een passie en het blijft interessant voor hem om de beesten te volgen. Als tip voor mensen die de roofvogels in het wild willen spotten zegt hij: “Blijf in ieder geval op de reguliere paden om ze niet te verstoren en koop een goede verrekijker of telescoop. Ga vervolgens mee met excursies van natuurorganisaties. Die kunnen je goed de weg wijzen.”

Wie op eigen houtje op pad wil, kan in dit jaargetijde het beste gaan uitkijken naar de buizerd. “Die is in het open veld vrij gemakkelijk te spotten. De noordelijke populatie overwintert hier en in de polder en langs de IJssel zit om de kilometer wel een exemplaar op een paaltje”, zegt de natuurbeheerder.

Dus een zoektocht naar de buizerd is op dit moment voor de amateur spotter de beste garantie op succes.